Euthanasie betekent het met opzet beëindigen door
een arts van iemand anders zijn leven op diens verzoek met de bedoeling
hem veel lijden en pijn te besparen.
Sinds 28 mei 2002 is dit in België toegestaan onder zeer strikte
voorwaarden. Indien deze regels zeer goed nageleefd worden, wordt euthanasie
niet als misdrijf aanzien en is dan ook niet strafbaar.
Ik heb hier een praktische leidraad opgesteld voor mensen die over euthanasie
goed nagedacht hebben en willen weten wat hun te doen staat.
De patiënt zelf moet uitdrukkelijk en herhaald om euthanasie verzoeken en een schriftelijke verklaring hierover ondertekenen. Kan hij de wil tot euthanasie nog uiten maar niet zelf ondertekenen, dan mag dit gebeuren door een vertrouwenspersoon (meerderjarige persoon) in het bijzijn van een arts. Het document wordt door de behandelend geneesheer aan het medisch dossier toegevoegd.
Als de patiënt niet meer in staat is die wil te uiten (vb coma) dan moet er een wilsverklaring tot euthanasie zijn die niet ouder is dan vijf jaar. De wilsverklaring moet verplicht worden opgemaakt ten overstaan van twee meerderjarige getuigen waarvan er ten minste één geen materieel belang heeft bij het overlijden van de patiënt en kan op elk moment in uw volwassen leven worden opgesteld. De patiënt die een wilsverklaring opstelt kan één of meer meerderjarige vertrouwenspersonen in volgorde van voorkeur aanwijzen. Het is niet de bedoeling dat deze vertrouwenspersoon tijdens de wilsonbekwaamheid van de verzoeker beslissingen in diens naam neemt. De taak van de vertrouwenspersoon bestaat er daarentegen in, op het ogenblik dat de verzoeker wilsonbekwaam is en er sprake zou kunnen zijn van een toepassing van euthanasie, de behandelende arts op de hoogte te brengen van de wil van de patiënt. Dergelijke vertrouwenspersoon kan dus een belangrijke rol vervullen op het vlak van de bekendheid van de wilsverklaring.
Wenst de patiënt dat zijn wilsverklaring na vijf jaar nog van kracht is, dan dient hij ze te herbevestigen. Hijzelf is er verantwoordelijk voor dat de wilsverklaring binnen de vooropgestelde termijn wordt herbevestigd.
De patiënt die een wilsverklaring betreffende euthanasie opstelde, kan deze wilsverklaring op elk moment herzien of intrekken. Dit kan zowel mondeling als schriftelijk gebeuren.
Wat betreft de herbevestiging, de herziening of intrekking is de betrokkene verantwoordelijk voor de bekendheid. Hij dient de nodige initiatieven te nemen opdat eenieder, in het bijzonder de getuigen en de vertrouwenspersonen, op de hoogte is van de herziening of intrekking.
De patiënt dient zich in een medisch uitzichtloze
toestand te bevinden van aanhoudend en ondraaglijk fysiek of psychisch
lijden dat niet gelenigd kan worden, en dat het gevolg is van een ernstige
en ongeneeslijke, door ongeval of ziekte veroorzaakte aandoening.
De patiënt moet meerderjarig of een ontvoogde minderjarige
zijn die handelingsbekwaam en bewust is op het ogenblik van zijn verzoek.
Dus euthanasie bij kinderen is nog altijd niet toegelaten.
Aanhoudend psychisch lijden is geen voldoende grond
voor euthanasie is als dat lijden niet het gevolg is van een ongeneeslijke
(lichamelijke) aandoening, of als dat lijden als tijdelijk en als behandelbaar
beschouwd wordt.
Bij demente patiënten kan geen euthanasie worden
uitgevoerd. Ook bij psychiatrische patiënten die gecolloqueerd zijn
en handelingsonbekwaam zijn verklaard, kan euthanasie niet.
Het verzoek moet vrijwillig, overwogen (na correcte
en relevante informatie te hebben gekregen, o.m. over zijn ziekte, mogelijkheden
van palliatieve zorg, enz.) en herhaald zijn (d.w.z. op verschillende
dagen herhaald minimum 2x) en niet tot stand gekomen zijn als gevolg van
enige externe druk.
De arts kan in geen enkel geval tot enig opzettelijk
levensbeëindigend handelen worden gedwongen : dit wil zeggen : men
kan geen enkele arts verplichten euthanasie toe te passen.
De behandelende arts van de patiënt, de geraadpleegde
arts en de leden van het verplegend team kunnen niet als vertrouwenspersoon
optreden.
De wet heeft geen betrekking op de medische handelingen
om pijn en lijden te bestrijden door middel van de toediening van kalmeermiddelen
of pijnstillers, noch op het niet opstarten of het stopzetten van een
uitzichtloze of nutteloze behandeling.
Euthanasie kan niet op verzoek van de familie. Ook
kan familie euthanasie niet weigeren indien alle wettelijke vereisten
zijn vervuld
Overlijden door euthanasie is een 'natuurlijke dood'
is, zodat verzekeringsmaatschappijen zich niet kunnen beroepen op
'zelfmoord' om een levensverzekering niet uit te betalen.
De arts, die euthanasie heeft toegepast, zal op het overlijdensattest
vermelden dat het om een natuurlijke dood gaat.
ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 2. Voor de toepassing van deze wet wordt onder euthanasie verstaan het opzettelijk levensbeëindigend handelen door een andere dan de betrokkene, op diens verzoek
HOOFDSTUK II. - Voorwaarden en procedure
Art. 3.
§ 1. De arts die euthanasie toepast, pleegt geen misdrijf wanneer
hij er zich van verzekerd heeft dat :
- de patiënt een meerderjarige of een ontvoogde minderjarige is die
handelingsbekwaam en bewust is op het ogenblik van zijn verzoek;
- het verzoek vrijwillig, overwogen en herhaald is, en niet tot stand
gekomen is als gevolg van enige externe druk;
- de patiënt zich in een medisch uitzichtloze toestand bevindt van
aanhoudend en ondraaglijk fysiek of psychisch lijden dat niet gelenigd
kan worden, en dat het gevolg is van een ernstige en ongeneeslijke, door
ongeval of ziekte veroorzaakte aandoening;
en hij de in deze wet voorgeschreven voorwaarden en procedures heeft nageleefd.
§ 2. Onverminderd bijkomende voorwaarden die de arts
aan zijn ingrijpen wenst te verbinden, moet hij vooraf en in alle gevallen
:
1° de patiënt inlichten over zijn gezondheidstoestand en zijn
levensverwachting, met de patiënt overleg plegen over zijn verzoek
tot euthanasie en met hem de eventueel nog resterende therapeutische mogelijkheden,
evenals die van de palliatieve zorg, en hun gevolgen bespreken. Hij moet
met de patiënt tot de overtuiging komen dat er voor de situatie waarin
deze zich bevindt geen redelijke andere oplossing is en dat het verzoek
van de patiënt berust op volledige vrijwilligheid;
2° zich verzekeren van het aanhoudend fysiek of psychisch lijden van
de patiënt en van het duurzaam karakter van zijn verzoek. Daartoe
voert hij met de patiënt meerdere gesprekken die, rekening houdend
met de ontwikkeling van de gezondheidstoestand van de patiënt, over
een redelijke periode worden gespreid;
3° een andere arts raadplegen over de ernstige en ongeneeslijke aard
van de aandoening en hem op de hoogte brengen van de redenen voor deze
raadpleging. De geraadpleegde arts neemt inzage van het medisch dossier,
onderzoekt de patiënt en moet zich vergewissen van het aanhoudend
en ondraaglijk fysiek of psychisch lijden dat niet gelenigd kan worden.
Hij stelt een verslag op van zijn bevindingen.
De geraadpleegde arts moet onafhankelijk zijn ten opzichte van zowel de
patiënt als de behandelende arts en bevoegd om over de aandoening
in kwestie te oordelen. De behandelende arts brengt de patiënt op
de hoogte van de resultaten van deze raadpleging;
4° indien er een verplegend team is, dat in regelmatig contact staat
met de patiënt, het verzoek van de patiënt bespreken met het
team of leden van dat team;
5° indien de patiënt dat wenst, het verzoek van de patiënt
bespreken met zijn naasten die hij aanwijst;
6° zich ervan verzekeren dat de patiënt de gelegenheid heeft
gehad om over zijn verzoek te spreken met de personen die hij wenste te
ontmoeten.
§ 3. Indien de arts van oordeel is dat de patiënt
kennelijk niet binnen afzienbare tijd zal overlijden, moet hij bovendien
:
1° een tweede arts raadplegen, die psychiater is of specialist in
de aandoening in kwestie, en hem op de hoogte brengen van de redenen voor
deze raadpleging. De geraadpleegde arts neemt inzage van het medisch dossier,
onderzoekt de patiënt en moet zich vergewissen van het aanhoudend
en ondraaglijk fysiek of psychisch lijden dat niet gelenigd kan worden,
en van het vrijwillig, overwogen en herhaald karakter van het verzoek.
Hij stelt een verslag op van zijn bevindingen. De geraadpleegde arts moet
onafhankelijk zijn ten opzichte van zowel de patiënt als de behandelende
arts en de eerste geraadpleegde arts. De behandelende arts brengt de patiënt
op de hoogte van de resultaten van deze raadpleging;
2° minstens één maand laten verlopen tussen het schriftelijke
verzoek van de patiënt en het toepassen van de euthanasie.
§ 4. Het verzoek van de patiënt moet op schrift
zijn gesteld. Het document wordt opgesteld, gedateerd en getekend door
de patiënt zelf. Indien de patiënt daartoe niet in staat is,
gebeurt het op schrift stellen door een meerderjarige persoon die gekozen
is door de patiënt en geen materieel belang mag hebben bij de dood
van de patiënt.
Deze persoon maakt melding van het feit dat de patiënt niet in staat
is om zijn verzoek op schrift te formuleren en geeft de redenen waarom.
In dat geval gebeurt de opschriftstelling in bijzijn van de arts en noteert
die persoon de naam van die arts op het document. Dit document dient bij
het medisch dossier te worden gevoegd.
De patiënt kan te allen tijde het verzoek herroepen, waarna het document
uit het medisch dossier wordt gehaald en aan de patiënt wordt teruggegeven.
§ 5. Alle verzoeken geformuleerd door de patiënt, alsook de
handelingen van de behandelende arts en hun resultaat, met inbegrip van
het (de) verslag(en) van de geraadpleegde arts(en), worden regelmatig
opgetekend in het medisch dossier van de patiënt
HOOFDSTUK III. - De wilsverklaring
Art. 4.
§ 1. Elke handelingsbekwame meerderjarige of ontvoogde minderjarige
kan, voor het geval dat hij zijn wil niet meer kan uiten, schriftelijk
in een wilsverklaring zijn wil te kennen geven dat een arts euthanasie
toepast indien deze arts er zich van verzekerd heeft :
- dat hij lijdt aan een ernstige en ongeneeslijke, door ongeval of ziekte
veroorzaakte aandoening;
- hij niet meer bij bewustzijn is;
- en deze toestand volgens de stand van de wetenschap onomkeerbaar is.
In de wilsverklaring kunnen één of meer meerderjarige vertrouwenspersonen
in volgorde van voorkeur aangewezen worden, die de behandelende arts op
de hoogte brengen van de wil van de patiënt. Elke vertrouwenspersoon
vervangt zijn of haar in de wilsverklaring vermelde voorganger in geval
van weigering, verhindering, onbekwaamheid of overlijden. De behandelende
arts van de patiënt, de geraadpleegde arts en de leden van het verplegend
team kunnen niet als vertrouwenspersoon optreden.
De wilsverklaring kan op elk moment worden opgesteld. Zij moet schriftelijk
worden opgemaakt ten overstaan van twee meerderjarige getuigen, van wie
er minstens een geen materieel belang heeft bij het overlijden van de
patiënt en moet gedateerd en ondertekend worden door degene die de
verklaring aflegt, door de getuigen en, in voorkomend geval, door de vertrouwensperso(o)n(e)n.
Indien de persoon die een wilsverklaring wenst op te stellen fysiek blijvend
niet in staat is om een wilsverklaring op te stellen en te tekenen, kan
hij een meerderjarig persoon, die geen enkel materieel belang heeft bij
het overlijden van de betrokkene, aanwijzen, die zijn verzoek schriftelijk
opstelt, ten overstaan van twee meerderjarige getuigen, van wie er minstens
een geen materieel belang heeft bij het overlijden van de patiënt.
De wilsverklaring vermeldt dat de betrokkene niet in staat is te tekenen
en waarom. De wilsverklaring moet gedateerd en ondertekend worden door
degene die het verzoek schriftelijk opstelt, door de getuigen en, in voorkomend
geval, door de vertrouwenspersoon of vertrouwenspersonen.
Bij de wilsverklaring wordt een medisch getuigschrift gevoegd als bewijs
dat de betrokkene fysiek blijvend niet in staat is de wilsverklaring op
te stellen en te tekenen.
Met de wilsverklaring kan alleen rekening gehouden worden indien zij minder
dan vijf jaar vóór het moment waarop betrokkene zijn wil
niet meer kan uiten, is opgesteld of bevestigd.
De wilsverklaring kan op elk moment aangepast of ingetrokken worden.
De Koning bepaalt hoe de wilsverklaring wordt opgesteld, geregistreerd
en herbevestigd of ingetrokken en via de diensten van het Rijksregister
aan de betrokken artsen wordt meegedeeld.
§ 2. De arts die euthanasie toepast, ten gevolge een
wilsverklaring zoals voorzien in § 1, pleegt geen misdrijf indien
deze arts er zich van verzekerd heeft dat de patiënt :
- lijdt aan een ernstige en ongeneeslijke, door ongeval of ziekte veroorzaakte
aandoening;
- hij niet meer bij bewustzijn is;
- en deze toestand volgens de stand van de wetenschap onomkeerbaar is;
en hij de in deze wet voorgeschreven voorwaarden en procedures heeft nageleefd.
Onverminderd bijkomende voorwaarden die de arts aan zijn ingrijpen wenst
te verbinden, moet hij vooraf :
1° een andere arts raadplegen over de onomkeerbaarheid van de medische
toestand van de patiënt en hem op de hoogte brengen van de redenen
voor deze raadpleging. De geraadpleegde arts neemt inzage van het medisch
dossier en onderzoekt de patiënt. Hij stelt een verslag op van zijn
bevindingen. Indien in de wilsverklaring een vertrouwenspersoon wordt
aangewezen brengt de behandelende arts deze vertrouwenspersoon op de hoogte
van de resultaten van deze raadpleging.
De geraadpleegde arts moet onafhankelijk zijn ten opzichte van zowel de
patiënt als de behandelende arts en bevoegd om over de aandoening
in kwestie te oordelen;
2° indien er een verplegend team is dat in regelmatig contact staat
met de patiënt, de inhoud van de wilsverklaring bespreken met het
team of leden van dat team;
3° indien in de wilsverklaring een vertrouwenspersoon wordt aangewezen,
het verzoek van de patiënt met hem bespreken;
4° indien in de wilsverklaring een vertrouwenspersoon wordt aangewezen,
de inhoud van de wilsverklaring bespreken met de naasten van de patiënt
die door de vertrouwenspersoon zijn aangewezen.
De wilsverklaring en, alsook alle handelingen van de behandelende arts
en hun resultaat, met inbegrip van het verslag van de geraadpleegde arts,
worden regelmatig opgetekend in het medisch dossier van de patiënt.
HOOFDSTUK IV. - Aangifte
Art. 5. De arts die euthanasie heeft toegepast, bezorgt binnen vier werkdagen het volledig ingevulde registratiedocument bedoeld in artikel 7 van deze wet aan de in artikel 6 bedoelde federale controle- en evaluatiecommissie.
HOOFDSTUK V. - De Federale Controle- en Evaluatiecommissie
Art. 6.
§ 1. Er wordt een Federale Controle- en Evaluatiecommissie ingesteld
inzake de toepassing van deze wet, hierna te noemen " de commissie
".
§ 2. De commissie bestaat uit zestien leden. Zij worden
aangewezen op basis van hun kennis en ervaring inzake de materies die
tot de bevoegdheid van de commissie behoren. Acht leden zijn doctor in
de geneeskunde, van wie er minstens vier hoogleraar zijn aan een Belgische
universiteit. Vier leden zijn hoogleraar in de rechten aan een Belgische
universiteit, of advocaat. Vier leden komen uit kringen die belast zijn
met de problematiek van ongeneeslijk zieke patiënten.
Het lidmaatschap van de commissie is onverenigbaar met het mandaat van
lid van een van de wetgevende vergaderingen en met het mandaat van lid
van de federale regering of van een gemeenschaps- of gewestregering.
De leden van de commissie worden, met inachtneming van de taalpariteit
- waarbij elke taalgroep minstens drie kandidaten van elk geslacht telt
- en op grond van pluralistische vertegenwoordiging, bij een koninklijk
besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, benoemd uit een dubbele
lijst, voorgedragen door de Senaat, voor een termijn van vier jaar, die
kan worden verlengd. Het mandaat wordt van rechtswege beëindigd indien
het lid de hoedanigheid waarin hij zetelt verliest. De kandidaten die
niet als effectief lid zijn aangewezen, worden tot plaatsvervanger benoemd,
in de orde van opvolging die volgens een lijst bepaald wordt. De commissie
wordt voorgezeten door een Nederlandstalige en een Franstalige voorzitter.
Deze voorzitters worden verkozen door de commissieleden van de desbetreffende
taalgroep.
De commissie kan slechts geldig beslissen als twee derden van de leden
aanwezig zijn.
§ 3. De commissie stelt haar huishoudelijk reglement
op.
Art. 7. De commissie stelt een registratiedocument op dat door de arts,
telkens wanneer hij euthanasie toepast, ingevuld moet worden.
Dit document bestaat uit twee delen. Het eerste deel moet door de arts
worden verzegeld. Het bevat de volgende gegevens :
1° de naam, de voornamen en de woonplaats van de patiënt;
2° de naam, de voornamen, het registratienummer bij het RIZIV en de
woonplaats van de behandelende arts;
3° de naam, de voornamen, het registratienummer bij het RIZIV en de
woonplaats van de arts(en) die over het euthanasieverzoek is (zijn) geraadpleegd;
4° de naam, de voornamen, de woonplaats en de hoedanigheid van alle
personen die de behandelende arts heeft geraadpleegd, en de data van deze
raadplegingen;
5° indien er een wilsverklaring is waarin een of meer vertrouwenspersonen
worden aangewezen, de naam en de voornamen van de betrokken vertrouwensperso(o)n(en).
Dit eerste deel is vertrouwelijk en wordt door de arts aan de commissie
overgezonden. Er kan alleen inzage van worden genomen na beslissing van
de commissie. In geen geval kan de commissie zich hierop baseren voor
haar evaluatietaak.
Het tweede deel is eveneens vertrouwelijk en bevat de volgende gegevens
:
1° het geslacht, de geboortedatum en de geboorteplaats van de patiënt;
2° de datum, de plaats en het uur van overlijden;
3° de aard van de ernstige en ongeneeslijke, door ongeval of ziekte
veroorzaakte aandoening waaraan de patiënt leed;
4° de aard van de aanhoudende en ondraaglijke pijn;
5° de redenen waarom dit lijden niet gelenigd kon worden;
6° op basis van welke elementen men zich ervan heeft vergewist dat
het verzoek vrijwillig, overwogen en herhaald is en niet tot stand is
gekomen als gevolg van enige externe druk;
7° of aangenomen kon worden dat de patiënt binnen afzienbare
termijn zou overlijden;
8° of er een wilsverklaring is opgemaakt;
9° de procedure die de arts gevolgd heeft;
10° de hoedanigheid van de geraadpleegde arts of artsen, het advies
en de data van die raadplegingen;
11° de hoedanigheid van de personen die door de arts geraadpleegd
zijn en de data van die raadplegingen;
12° de wijze waarop de euthanasie is toegepast en de gebruikte middelen.
Art. 8. De commissie onderzoekt het volledig ingevulde
registratiedocument dat haar door de behandelende arts is overgezonden.
Zij gaat op basis van het tweede deel van het registratiedocument na of
de euthanasie is uitgevoerd onder de voorwaarden en volgens de procedure
bepaald in deze wet. In geval van twijfel kan de commissie bij gewone
meerderheid besluiten om de anonimiteit op te heffen. Zij neemt dan kennis
van het eerste deel van het registratiedocument. De commissie kan aan
de behandelende arts elk element uit het medisch dossier dat betrekking
heeft op de euthanasie opvragen.
De commissie spreekt zich binnen twee maanden uit.
Is de commissie van oordeel bij beslissing genomen door een twee derde
meerderheid dat de in deze wet bepaalde voorwaarden niet zijn nageleefd,
dan zendt zij het dossier over aan de procureur des Konings van de plaats
van overlijden van de patiënt.
Als bij het opheffen van de anonimiteit blijkt dat er feiten of omstandigheden
bestaan waardoor de onafhankelijkheid of de onpartijdigheid van het oordeel
van een lid van de commissie in het gedrang komt, zal dit lid zich verschonen
of kunnen gewraakt worden bij de behandeling van deze zaak in de commissie.
Art. 9. Ten behoeve van de Wetgevende Kamers stelt de commissie
de eerste keer binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze wet en
nadien tweejaarlijks :
a) een statistisch verslag op waarin de informatie is verwerkt uit het
tweede deel van het volledig ingevulde registratiedocument dat de artsen
haar overeenkomstig artikel 8 hebben overgezonden;
b) een verslag op waarin de toepassing van de wet wordt aangegeven en
geëvalueerd;
c) in voorkomend geval, aanbevelingen op die kunnen leiden tot een wetgevend
initiatief en/of andere maatregelen inzake de uitvoering van deze wet.
Teneinde deze opdrachten te vervullen, kan de commissie alle bijkomende
inlichtingen inwinnen bij de diverse overheidsdiensten en instellingen.
De inlichtingen die de commissie inwint zijn vertrouwelijk.
Geen van deze documenten mag de identiteit vermelden van personen die
genoemd worden in de dossiers die aan de commissie zijn overgezonden in
het kader van haar controletaak zoals bepaald in artikel 8.
De commissie kan besluiten om aan universitaire onderzoeksteams die een
gemotiveerd verzoek daartoe doen, statistische en zuiver technische gegevens
mee te delen, met uitsluiting van alle persoonsgegevens. Zij kan deskundigen
horen.
Art. 10. De Koning stelt een administratief kader ter beschikking van de commissie voor het uitvoeren van haar wettelijke opdrachten. De formatie en het taalkader van het administratief personeel worden bij koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op voordracht van de minister bevoegd voor de Volksgezondheid en de minister bevoegd voor de Justitie.
Art. 11. De werkingskosten en de personeelskosten van de commissie, alsook de vergoeding van haar leden, komen voor de ene helft ten laste van de begroting van de minister bevoegd voor de Volksgezondheid en voor de andere helft ten laste van de begroting van de minister bevoegd voor de Justitie.
Art. 12. Eenieder die, in welke hoedanigheid ook, zijn medewerking verleent aan de toepassing van deze wet, is verplicht tot geheimhouding van de gegevens die hem in de uitoefening van zijn opdracht worden toevertrouwd en die hiermee verband houden. Artikel 458 van het Strafwetboek is op hem van toepassing.
Art. 13. Binnen zes maanden na het indienen van het eerste verslag en, in voorkomend geval, van de aanbevelingen van de commissie, bedoeld in artikel 9, vindt hierover een debat plaats in de Wetgevende Kamers. Die termijn van zes maanden wordt geschorst gedurende de periode dat de Wetgevende Kamers ontbonden zijn en/of dat er geen regering is die het vertrouwen heeft van de Wetgevende Kamers
HOOFDSTUK VI. - Bijzondere bepalingen
Art. 14. Het verzoek en de wilsverklaring bedoeld in de
artikelen 3 en 4 van deze wet hebben geen dwingende waarde.
Geen arts kan worden gedwongen euthanasie toe te passen.
Geen andere persoon kan worden gedwongen mee te werken aan het toepassen
van euthanasie.
Weigert de geraadpleegde arts euthanasie toe te passen, dan moet hij dit
de patiënt of de eventuele vertrouwenspersoon tijdig laten weten
waarbij hij de redenen van zijn weigering toelicht. Berust zijn weigering
op een medische grond dan wordt die in het medisch dossier van de patiënt
opgetekend.
De arts die weigert in te gaan op een euthanasieverzoek moet, op verzoek
van de patiënt of de vertrouwenspersoon, het medisch dossier van
de patiënt meedelen aan de arts die is aangewezen door de patiënt
of de vertrouwenspersoon.
Art. 15. Een persoon die overlijdt ten gevolge van euthanasie
toegepast met toepassing van de voorwaarden gesteld door deze wet, wordt
geacht een natuurlijke dood te zijn gestorven wat betreft de uitvoering
van de overeenkomsten waarbij hij partij was, en met name de verzekeringsovereenkomsten.
De bepalingen van artikel 909 van het Burgerlijk Wetboek zijn mede van
toepassing op de in artikel 3 bedoelde leden van het verplegend team.
Art. 16. Deze wet treedt in werking ten laatste drie maanden
nadat ze in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed
en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 28 mei 2002.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
M. VERWILGHEN
Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
M. VERWILGHEN
Dokter John
Vindt u deze pagina interessant? Breng dan ook uw kennissen op de hoogte!